Hekwerk Prinsenhof vernieuwd

Hekwerk Prinsenhof vernieuwd

Als de 2 roeden door de askop gaan, zoals bij de meeste molens, zitten ze met 16 wiggen en 4 keerklossen (klampen) vast in de askop van een gietijzeren  bovenas. Een houten bovenas is nu nog zeer zeldzaam in Nederland. Tegen de wiggen zitten per 2 wiggen de spitijzers, die ervoor zorgen dat de wiggen er niet uit kunnen vallen als ze eventueel los zouden gaan zitten.

Het hekwerk is iets schroefvormig, de zeeg genoemd, wat aerodynamisch beter is. Door de zeeg loopt de molen gemakkelijk aan (gaat gemakkelijk draaien bij weinig wind) en kunnen de wieken een voldoende grote snelheid krijgen. Als de wind tegen een wiek met een schuin naar achteren staand hekwerk blaast, ontwijkt de wind naar links en wordt de wiek naar rechts geduwd en gaat dan draaien. Door een kleine hoek is de druk naar rechts laag

Tussen de voorzoom en de roede of bordschroot zitten de schuin naar voren staande windborden. Het onderste windbord heet het stormbord of steekbord en zit met een essenhouten bordveer, bestaande uit een lat met bovenaan een verdikking, tegen de wiek geklemd. Ook komt het voor dat het steekbord en de windborden vastgezet worden met wervels. Tussen de windborden en de roede zit het bordschroot. Het hekwerk zit achter de roede en bestaat uit dwarslatten (heklatten), drie langslatten of scheerlatten (1 achterzoom en twee middenzomen) en al

De eerste heklat zit hart hekstok 15 tot 20 cm vanaf de top van de roe, de tweede 30 cm, de derde 32 cm, de vierde 34 cm en de volgende steeds 36 cm hoger. De heklatten steken door de roede en hebben aan de voorkant in verband met de windborden kluften, die verbonden zijn door de voorzoom.

Het hekwerk is iets schroefvormig, de zeeg genoemd, wat aerodynamisch beter is. Door de zeeg loopt de molen gemakkelijk aan (gaat gemakkelijk draaien bij weinig wind) en kunnen de wieken een voldoende grote snelheid krijgen. Als de wind tegen een wiek met een schuin naar achteren staand hekwerk blaast, ontwijkt de wind naar links en wordt de wiek naar rechts geduwd en gaat dan draaien.

Omdat de top van de wiek sneller gaat dan het gedeelte vlak bij de askop heeft de heklat aan de top een vlakke stand en die bij de askop een sterk schuine, naar achteren gerichte stand. Hiervoor is de heklat bij de askant onder een hoek van 17 tot 28 graden in de roede gezet. 

Een ondiepe of vlakke zeeg geeft weinig trekkracht, maar de molen komt bij een lage windkracht al op gang. De molen reageert snel op windvlagen en draait daardoor onregelmatiger. Oliemolens, korenmolens met een kleine versnelling (standerdmolens) en poldermolens met een geringe opvoerhoogte hebben vaak een ondiepe of vlakke zeeg, een relatief smal hekwerk en vrij smalle, minder naar voren staande windborden.

De basis van het wiekenkruis bestaat uit 2 roeden, een binnen- en een buitenroede. Omdat de toppen van de wieken in hetzelfde vlak moeten staan, ze moeten sporen, is de binnenroede naar buiten toe krom (porring genoemd). Vroeger waren de roeden van hout, later zijn ze van ijzer gemaakt. Een houten roede kan uit één stuk bestaan maar bestaat meestal uit meerdere stukken.

Tof niet een zwichtlat

IJs in de sloot

De Oude roeden

De molen hut. Hier staat de enige kachel

Paul Aafjes aan het werk

schoot genoemd.

Brede wiek van pelmolen Het Prinsenhof

Bomen rond Het Prinsenhof 1722

Paul Aafjes zonder muts ismolenmaker en doet veel klussen voor Bart Nieuwenhuijs (molenaar op Het Prinsenhof.

Bezoeken: 20