De koning en het meisje Uit de Wessaner

De koning en het meisje Uit de Wessaner

Een koning wordt verliefd op een arm meisje. Het veroveren van haar hart is een stuk moeilijker dan het op het eerste gezicht lijkt.

In een land hier ver vandaan, in een lang vervlo- gen tijd, leefde een koning. Hij was machtiger dan iedere andere koning. Er was nog nooit een koning geweest die zo machtig was als hij en het zou nog lang duren voordat er weer zo’n machtige koning ten tonele zou komen. De politici in zijn koninkrijk hadden veel respect voor hem en het volk keek naar hem op. Niemand in het hele land durfde de koning ooit tegen te spreken. Dat zou ook zinloos zijn, de koning was immers de slimste mens van het hele koninkrijk. Pas millennia later zou er weer een koning zijn die zoveel wijsheid bezat.

De koning was ook nog eens schathemeltje rijk. Hij bezat prachtige paleizen, schatkamers vol schit- terende juwelen en talloze trouwe bedienden. Hij kreeg natuurlijk veel aandacht van de edele vrou- wen in zijn koninkrijk, maar nooit was er een van wie zijn hart sneller ging kloppen.  Zo  kwam  het dat de koning – die alles al had – nog maar één ding wenste: een koningin.

Op een koude, donkere decemberdag moest de koning naar de hoofdstad van zijn rijk om het een en ander met de burgemeester van die stad te bespreken. Hij droeg zijn dienstbode op om de gouden koets rijklaar te maken. Nadat de dienst- bode de paarden voor de koets had gespannen, de ruiten ijsvrij had gemaakt, de banken had voor- verwarmd (wat in die tijd nog handmatig moest gebeuren) en de koetsier had wakker gemaakt, vertrokken ze naar de stad. Hoewel het paleis waar de koning op dat moment verbleef dicht bij de stad was, werd het toch een lange reis. Het gezel- schap was midden in de ochtendspits vertrokken en stond lange tijd in de file op de stadsring. Daar- bij kwam nog dat er wegwerkzaamheden in het centrum waren, waardoor de koning via de armste buurt van de stad moest omrijden.

De vertraging stemde de koning humeurig, totdat zijn oog bleef rusten op een armoedig steegje aan de overkant van de weg. Zijn hart ging sneller klop- pen, zijn mondhoeken krulden op en zijn anders zo strenge ogen smolten als sneeuw voor de zon. In het steegje stond namelijk het mooiste meisje dat de koning ooit gezien had. Ze had oude kleren aan en haar gezicht zat vol vette vegen, maar dat zag de koning niet. Hij zag slechts het glinsterende licht in haar ogen. De liefde die geen enkele edele vrouw bij hem had kunnen oproepen, ontsproot nu in het diepste van zijn koninklijke hart. Enigszins geschrokken van de gevoelens die hij nooit eerder had, besloot de koning om niets te zeggen tegen de koetsier en de dienstbode. Het gezelschap reed dus door naar het gemeentehuis, alwaar de koning het een en ander met de burgemeester besprak. Vroeg in de avond keerde de koning terug naar het paleis.

Die nacht deed de koning geen oog dicht. Hij kon het meisje niet uit zijn gedachten krijgen. Tot over zijn oren was hij verliefd. Als hij ooit een koningin zou krijgen moest het dit meisje zijn, dat wist hij zeker. Maar hoe moest hij zijn liefde aan dit meisje verklaren? Vreemd genoeg bonden juist zijn macht en rijkdom zijn handen. Hij kon het meisje natuur- lijk met een knip van zijn vingers naar het paleis bevelen. Hij kon haar hoofd kronen met juwelen en haar kleden in de duurste kleren. Vanzelfsprekend zou ze dan niet durven weigeren wanneer hij om haar hand vroeg, maar zou ze ook echt van hem houden? Zou ze dan blij zijn om zijn vrouw te zijn, of zou ze in angst leven, rouwen om het leven dat ze achterliet?

Dit duivels dilemma hield de koning dagenlang bezig. Steeds duidelijker wist hij dat hij de keuze tussen de vrijheid van het meisje en zijn liefde voor haar niet kon maken. Hij moest een manier vin- den waarop beide behouden konden worden. De koning riep zijn drie wijste raadgevers bijeen (uiteraard niet zo wijs als hijzelf, maar het was het pro- beren waard). Na dagen van discussiëren kwamen ze met een oplossing: de koning kon vermomd als arbeider naar het meisje toegaan om haar hand te vragen. Als ze dan haar jawoord had gegeven kon hij zijn ware identiteit onthullen. De koning was niet tevreden met de oplossing. Hij zou immers tegen het meisje moeten liegen. Ze zou niet weten met wie ze echt zou trouwen. En als ze na de onthul- ling haar jawoord terug zou willen trekken zou ze dat zeker niet durven. Niemand durfde de koning immers tegen te spreken.

De koning wilde een vrouw, een echtgenote, een gelijke. Hij wilde dat ze vergat dat hij koning was en zij een simpel meisje. Hij wilde dat de wederzijdse

liefde de kloof die tussen hen bestond zou dichten. Want alleen door liefde kan wat ongelijk is gelijk worden. Maar hij kon het meisje niet verheffen tot koningin zonder haar vrijheid te beperken. Ineens wist hij het! Hij moest het meisje helemaal niet verheffen, maar zichzelf verlagen. Niet  vermomd als arbeider haar hand vragen, maar echt arbeider worden. De koning moest een totaal nieuwe identiteit aannemen.

Die nacht nog deed de koning in het geheim afstand van de troon, gaf al zijn rijkdommen weg en kleedde zich als arme burger. Hij betrok een klein huisje in de stad en besloot timmerman te worden. Tijdens zijn werk overdag en zijn vrije tijd in de avond zou hij de mensen uit de buurt leren kennen. Hij zou hun interesses delen en hun taal leren spreken. Hij zou hun voedsel eten en hun drank drinken. Hij zou hard werken en weinig ver- dienen. En als hij er dan helemaal bij hoorde, als het timmermanschap geen vermomming meer was maar zijn identiteit, dan zou hij het meisje leren kennen. En als ze dán verliefd op hem zou worden zou hij haar ten huwelijk vragen.

Wat een gok! Het meisje kon natuurlijk verliefd worden op de ex-koning, maar hij kon het meisje ook voor eeuwig verliezen. Het was haar vrije keuze. Zo’n vrije keuze gaf een andere Koning ook aan ons. En dat is natuurlijk waar dit ver- haal écht over gaat. Dat is waar Kerst over gaat. Kerst, dé komst van Koning Jezus in de kribbe van Bethlehem, Hij die zich vol liefde gaf aan Zijn ‘meis- je’. Nu rest alleen nog de vraag wat het meisje doet. Wijst ze de liefde van de ‘Koning die timmerman werd’ af, of beantwoordt ze Zijn liefde en leven ze nog langenvoor altijd gelukkig? De keuze is aanjou!

Filippenzen 2:5-6

Jezus Christuswasaan Godgelijk. Maar Hijvroegniet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. Nee, Hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbe- langrijk als een slaaf. Hij kwam als Méns op aarde.

Naar een parabel van Søren Kierkegaard.

Ingezonden door Bert Bax, lid van de Christelijke

Gereformeerde Kerk Westzaan.

 

 

 

Bezoeken: 16