Het Prinsenhof

 

Pelmolen aan de Weelsloot te Westzaan

De molen Het Prinsenhof staat er fantastisch, daar in het Westzijderveld aan het eind van het Relkepad. Vanaf de J.J. Allanstraat leidt dit pad naar één van de laatste pelmolens in Nederland. De achtkante bovenkruier werd in 1722 gebouwd en zou zich in de daaropvolgende 178 jaar uitsluitend met het pellen van gerst bezighouden. In 1899 ging men over op het verwerken van Hamburger en Bremer koffiedoppen en dat bleef men een kleine twintig jaar lang doen.
Rond de Eerste Wereldoorlog werd er zaagsel tot houtmeel vermalen, een grondstof voor de linoleumfabricage. Deze activiteit hield men vol tot 1954, waarna de molen in het bezit kwam van een grote gerstpellerij. Deze onderneming wilde de molen weer in zijn oude staat brengen en een pellerijmuseum onderbrengen in de schuur, zodat de molen een pr-functie zou kunnen vervullen. Dit plan is niet van de grond gekomen en op 20 juni 1961 werd de molen voor ƒ6000,- overgedragen aan de Vereniging De Zaansche Molen.
Na de grote restauratie in het begin van de jaren zeventig ontstonden er plannen om met de molen weer gerst te pellen en zowaar in 1978 op 17 november werd weer de eerste partij gerst gepeld. In het laatste kwart van de 20e eeuw ging de molen dus weer datgene doen waarvoor hij in het eerste kwart van de 18e eeuw was gebouwd. Aanvankelijk werd op de molens zowel gerst als rijst gepeld.
Eind 19e eeuw ging men rijst machinaal pellen en verrezen langs de oevers van de Zaan de grote rijstpellerijen van Wessanen, van Bloemendaal Laan, van Gebroeders Laan, van Kamphuis, van Klaas Blans, van Van Voorst en later van Latenstein van Voorst, van Albert Vis. Gerst heeft men nog lang met windkracht gepeld, omdat men meende dat gerst zich niet leende om in met stoomkracht aangedreven pellerijen te verwerken.
Pas in de jaren negentig van de 19e eeuw was men van dit sprookje genezen, zodat de stoompellerijen ook gerst gingen verwerken tot gort. Vrijwel alle activiteiten op dit gebied, zowel de rijstpellerij als de gerstpellerij, zijn in de Zaanstreek gestaakt maar sommige gebouwen waar zij ooit floreerden staan er nog. Alleen wordt de rijst er niet meer gepeld en geglansd, dit gebeurt nu in de landen waar de rijst groeit. En gort? In Het Prinsenhof wordt het nog gemaakt: echte parelgort!

 

Het pellen gebeurt meestal op twee naast elkaar liggende koppels pelstenen. Een pelsteen heeft geen ijzeren banden, omdat een pelsteen met de zijkant de gerst pelt, over een metalen plaat met gaatjes die als een soort van rasp werkt. Ook is er geen scherpsel aanwezig, maar enkel een aantal ‘waaikerven’ om wind in het maalkoppel te genereren. De eerste pelmolen werd in Nederland gebouwd in 1639. In 1708 stonden er aan De Zaan 35 gortpelmolens en rond 1750, de bloeitijd van de pelmolen, waren dat er 48. De wieken van een pelmolen hebben een diepe zeeg, omdat voor het pellen veel kracht nodig is. Er kan door de grote krachten ook makkelijk schade optreden. Daarom hebben molens die alleen pellen een bovenbonkelaar, omdat een gebroken kam makkelijker te vervangen is dan een gebroken staaf van een bovenrondsel. Een pelmolen is een type molen waarin vroeger gerst tot gort (en later rijst) gepeld werd, om het kaf van de graankorrel te scheiden. Een pelmolen kan pas werken bij een windkracht van ten minste 5 Bft.

 

De Roeden steken Het Prinsenhof 2018 januari

 

Het verwijderen van de Heklatten

 

De rietenkap van de Pelmolen

Nieuwe Roeden voor Het Prinsenhof

 

Weergaven: 170