Marie en dochter Ineke Verbraeken op groot beeld op de Dam Amsterdam

Op vier mei op de Dam verscheen op een meters groot scherm onze Marie Blommaart 1921 

Marie Blommaart Westzaanse wordt in maart in 2021 honderd. zie link 

Marie woont al tientallen jaren in Westzaan

Op 18 maart 2021 wordt ze honderd. En ook belangrijk, haar rijbewijs is nog geldig tot juli van dat jaar. Verlenging? Wie weet. De tijd lijkt geen vat te hebben op Marie Blommaart. Ze sprint naar de voordeur als er wordt gebeld, heeft geen moeite om plakboeken en schriften onderuit kasten te vissen, en draait een shagje uit haar buidel ‘Look Out Blue’. Ze begon met roken in 1943, kort nadat ze in Kamp Haaren gevangen was gezet. Het Rode Kruis deelde daar sigaretten uit. Later probeerde ze talloze keren te stoppen. Vier jaar geleden, toen haar oudste zoon Stef overleed, zwichtte ze weer.
Marie Blommaart werd geboren in Lamswaarde, in een bakkersgezin. Ze was de oudste, ze had vier broers en drie zussen. Op haar twaalfde was ze niet meer leerplichtig en ging thuis aan het werk. In het huishouden en in de winkel, een dorpswinkeltje waar van alles werd verkocht, tot klompen aan toe. Er waren sluitingstijden, maar de klanten kwamen net zo gemakkelijk via de achterdeur, van maandagmorgen tot zondagavond.

Brandende schuur
Het begin van de oorlog kwam binnen via de radio van de buurman. ,,We luisterden naar de toespraken van Hitler. Op een dag kwam de buurman en zei tegen mijn vader: ‘Piet, het is oorlog. Dit is als een brandende schuur’. Waarmee hij bedoelde dat er niets meer te redden was.”

Marie (uiterst rechts) met haar broers en zussen.
Na de capitulatie werden er Duitse militairen in de jongensschool – het patronaat – ondergebracht. De overste werd ingekwartierd bij een boer, pal naast de bakkerij waar Marie woonde. ,,We hadden helemaal geen notie van de oorlog. Er was een avondklok ingesteld, ’s avonds liep er een wacht door het dorp. Wij waren het laatste huis van zijn ronde, daar draaide hij om. Het was broeierig warm, we konden niet slapen en besloten een geintje uit te halen. Op het moment dat de soldaat onder ons raam stond, gooide ik een kopje water naar beneden. Even was het stil. Toen begon hij met de kolf van zijn geweer op onze luiken te beuken. ‘Heraus kommen’’ De hele straat hield zich gedeisd. Ik ben in mijn nachtpon en op blote voeten naar de deur gegaan. Dat had hij niet verwacht. Hij schreeuwde nog iets van ‘Morgen wieder kommen’. De volgende dag verscheen hij met zijn commandant. We hadden hen geprovoceerd, dat begreep ik wel, ze dachten dat we de inhoud van de po naar beneden hadden gegooid. Het liep met een sisser af. Mijn moeder zei: Wat heb je gedaan, weet je wel dat het oorlog is?”

Onderduiker
Het verzet diende zich sluipend aan. Vanuit Goes kwam er een zekere Klaaijsen bij hen aan de deur. Hij controleerde of de voorraad in de winkel klopte met de verstrekte bonnen. Eind 1942 vroeg hij aan moeder Blommaart of ze een adres wist voor een onderduiker. Dat wist ze. Het bleef niet bij één onderduiker. ,,Voor die ondergedoken mensen waren voedselbonnen nodig. Die moest ik ophalen bij Jacob Klaaijsen in Goes. Op de fiets met de pont van Walsoorden naar Kruiningen, het was best een tocht. Ik nam onderin mijn fietstassen pakketjes mee zonder dat ik wist wat erin zat. Natuurlijk was me wel duidelijk dat ik iets deed wat niet mocht. We waren naïef, heel erg naïef. Ik was 22 jaar en zo groen als gras.”
In de nazomer van 1943 diende het noodlot zich aan. De boodschap was: ‘Marie, je moet meteen naar Goes, er is op de boot naar Breskens iemand opgepakt met bezwarend materiaal over Klaaijsen, je moet hem waarschuwen’. Dat deed Marie. Ze kon in Kruiningen overnachten bij een vriendin van een zus. De boot gemist, dat bleek voldoende excuus. De daaropvolgende dag reed ze in de stromende regen naar Goes. Ze waarschuwde Klaaijsen. Tevergeefs. ‘s Avonds werd hij toch opgepakt. Hij heeft in Duitse concentratiekampen gezeten en is meteen na de oorlog overleden. Ze zegt: ,,Dat mijn moeder me naar Goes liet gaan terwijl er de hele dag geschoten werd, dat vind ik nog altijd moeilijk te begrijpen. Ze gaf me zelfs geld mee om ergens onderdak te vinden. Ze was fel anti-Duits, ik heb nog twee van haar schriften vol met krantenknipsels over de Jodenvervolging.”
Verhoor
Op 16 september 1943 om 7 uur ‘s ochtends stond er een militair aan de voordeur, met zijn geweer in de aanslag. Een collega had post gevat bij de achterdeur. Ze doorzochten het hele huis, zonder iets belastends te vinden. ‘Mitkommen’, zeiden ze tegen Marie. Haar moeder tekende met haar duim een kruisje op haar voorhoofd: ‘God zegene u mijn kind’. In een overvalwagen werd ze voor verhoor naar de marechausseekazerne in Terneuzen gebracht. ,,Ze waren onvriendelijk. Bij het verhoor zat een tolk. Dat was handig, ik verstond Duits zodat ik even tijd had om na te denken als hij vertaalde. Ik heb gewoon alles ontkend. Wat had ik nou helemaal gedaan? Het was meer om mensen te helpen dan dat het verzet was.”

Foto van een dichtgemetseld raam in Kamp Haaren, die Marie gebruikt in haar gastlessen op scholen. © Marlies Wessels
Marie werd overgebracht naar Axel. De marechaussees daar waren vriendelijk, ’s avonds mocht ze bij hen in de huiskamer zitten. Ze had kunnen ontsnappen. Maar waar moest ze naar toe? Bovendien dacht ze: zo erg kan het allemaal niet zijn. Na een week werd ze in een overhuifde vrachtwagen met enkele andere opgepakte verzetsstrijders via Antwerpen naar Kamp Haaren bij Den Bosch gebracht. Het was een voormalig klooster. ,,Wat me opviel bij aankomst was dat het er naar de Zoo in Antwerpen rook. Dat kwam door de emmers in de cellen waarop je je behoefte moest doen. Die werden elke dag geleegd en gevuld met een laag carbolineum teruggezet. Het eten stonk ook ook naar carbolineum. Er werden mottenballen door het eten gemengd, die zouden de seksuele driften onderdrukken. Ik ben tijdens mijn gevangenschap niet meer ongesteld geworden.”
Vijf maanden verbleef Marie in Haaren, op de vrouwengang in cel 138 op de eerste verdieping. Daarvan zat ze drie maanden in een isolatiecel omdat ze tijdens verhoren niets wilde zeggen. Vervolgens werd ze naar Vught overgeplaatst. Daar kreeg ze hongeroedeem. Het lukte om boodschappen voor het thuisfront te borduren in de zomen van handdoeken die naar buiten werden gesmokkeld. Met regels in de trant van ‘ben verhoord maar alles goed’.

In Kamp Haaren dienden vuilnisbakken als wc.
De Zeeuwse verzetsstrijder Ad Bal werkte in de keuken. Hij had een oogje op Marie en zorgde dat ze zich met zure melk en beschimmeld brood een vol gevoel kon eten. Er was meer liefde in het spel. Ze haalt een brief uit haar map. Op 9 mei 1944, de dag dat ze ontslagen werd, kreeg ze die in haar handen gestopt. Met een gedicht: ‘Rie – diesen namen hör ich nie / Es klingt für mich wie Melodie / Schaue ich Ihren Gesicht / Es bringt mir Sonnenlicht’. ,,Ik heb die regels nog altijd in mijn hoofd zitten. Een Duitse politieke gevangene heeft ze geschreven. Ik heb hem na de bevrijding nooit meer gezien.”
Het einde van de oorlog bleef spannend. Marie kon niet lang thuis blijven. Ze dook onder in Boxtel omdat andere ontslagen gevangenen opnieuw werden opgepakt. Tijdens de hongerwinter was ze in Amsterdam. De terugkeer naar huis was avontuurlijk op een legertruck. ‘Ik zat arm in arm met soldaten op de wagen en riep naar iedereen ‘we zijn vrij’. De mensen keken boos, ze zagen me als een soldatenhoertje.”
Tien jaar na de bevrijding stortte ze in en werd elf weken opgenomen op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Ze kwam erbovenop. Marie geeft nog altijd door het hele land gastlessen over de oorlog aan groepen 8 en brugklassers. Ze laat hen de handdoek zien waarin de geheime boodschappen werden geborduurd. En een bewaard gebleven stuk van de jurk die ze in Vught droeg. Haar kampnummer 0840 is erop geplakt.

Zoon Piet
Tijd voor een sigaretje. ,,Positief blijven”, zegt ze, ,,daar kun je oud mee worden.” Vijftien klein- en achterkleinkinderen heeft ze. Ze vertelde het al: één zoon is overleden. En dan was er ook zoon Piet. Hij was homo, autistisch en heel muzikaal, bij Toon Hermans zat hij aan de knoppen van het geluid. Na een wereldreis van twee jaar op de motor was hij veranderd. ,,Op 3 januari 1993 is hij verdwenen, op een maandag. Helemaal niets heeft hij achtergelaten, geen briefje, niks. Hij is nog steeds vermist. Als je mij vraagt: heb je een leven voor en na de oorlog? Dan zeg ik: nee, ik heb een leven voor en na Piet.”

Marie Blommaart werd 18 maart 1921 geboren in Lamswaarde.
Tijdens de oorlog was ze koerierster voor het verzet. Op 16 september 1943 werd ze opgepakt. Ze zat gevangen in Kamp Haaren en Kamp Vught. Op 9 mei 1944 werd ze vrijgelaten.
In 1948 trouwde ze met Daan Verbraeken uit Boschkapelle. Hij was procuratiehouder bij Morres in Hulst. Ze verhuisden naar Amsterdam-Noord, waar Marie tot 1985 een breiwolwinkel runde. Haar man overleed in 1999. Marie woont nu in Westzaan.
De Slag om de Schelde, nu 75 jaar geleden, was een van de grootste operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over de slag, die dit jaar groots wordt herdacht, is al heel veel geschreven. De komende maanden volgen wij alles rond de herdenkingen.U kunt alle verhalen lezen via www.pzc.nl/bevrijding

Bezoeken: 80